Raadsonderzoeker Jarno: ‘Je kunt echt iets positiefs veranderen in een kinderleven.’

Het liefst wilde Jarno mensen helpen vóórdat een rechter ingeschakeld moest worden. Maar na zijn studie maatschappelijk werk wilde hij meer doen voor kinderen die écht extra hulp nodig hebben. Hij koos voor een baan als raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming.

Jarno Schroer
  • Voornaam: Jarno
  • Functie: Raadsonderzoeker
  • Werklocatie: Utrecht
  • Werkt bij de RvdK sinds: 2018

Hoe kwam je tot die keuze?

‘Ik had maatschappelijk werk gestudeerd, want ik wilde mensen helpen die zelf gemotiveerd zijn om te veranderen. Maar het werk als raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming trok mijn aandacht, want daar kan ik voor de nodige hulp ook zelf een extra stap zetten. Als raadsonderzoeker adviseer je de rechter dat in het belang van het kind verandering nodig is. Of je verzoekt de rechter om een maatregel, van een ondertoezichtstelling tot een uithuisplaatsing. Zoals bij een zwangere vrouw waar grote zorgen zijn of zij de opvoeding van een baby wel aankan. Het is niet makkelijk om dan om een impopulaire maatregel te vragen. Maar je weet wel dat je daadwerkelijk iets positiefs kunt veranderen in het leven van het kind.'

Je werkt binnen het jeugdstrafrecht. Wat trekt je hierin aan?

‘Om goed te kunnen adviseren in het jeugdstrafrecht is het nodig dat je telkens aansluiting weet te vinden bij de jongeren waarmee je contact hebt. Zodat je beter weet wat een jongen of meisje nodig heeft om herhaling te voorkomen. Het zijn kinderen in ontwikkeling, het is belangrijk om daar rekening mee te houden. Ondertussen zal de jongere voor het delict verantwoordelijkheid moeten dragen of de gevolgen moeten inzien. Als raadsonderzoeker geef je een advies dat past bij de zwaarte van het delict én dat de jongere vooruithelpt. Dat is de rol van de Raad voor de Kinderbescherming en die boodschap vind ik heel belangrijk.’

Wat geeft je voldoening?

'In dit werk heb je altijd te maken met heel veel belangen. Bij conflictscheidingen merk je bijvoorbeeld dat ouders de neiging hebben om op je in te spelen. Maar ook hier moet je het belang van kinderen altijd voorop zetten. Dat betekent dat je stevig in je schoenen moet staan. Maar de besluiten nemen doe je nooit alleen. Het gebeurt altijd in overleg met je collega’s of een gedragsdeskundige en/of juridisch deskundige. De meeste voldoening geeft het mij als het mij lukt om gewoon open met de ouders en de jongeren te spreken, de zorgen te benoemen en die ook op te schrijven. Dat ouders zich in mijn rapport herkennen én zich gehoord voelen - ook al is het heftig om te lezen.'