Angst voor de deurbel. Het verhaal van Olga
De nu 22-jarige Olga groeide op in een complexe situatie: vanuit Georgië emigreerde ze op jonge leeftijd met haar moeder naar Nederland, waar haar moeder hertrouwde, maar na 3 jaar weer scheidde. Terwijl ze illegaal in Nederland was omdat haar echte vader het gezag niet wilde opgeven, vocht haar stiefvader om een bezoekregeling, terwijl Olga doodsbang voor hem was. Hulpverlening maakte de situatie niet beter. ‘Er zijn tijden geweest dat we echt in gevaar waren.’

Uit Tbilisi
Ik ben geboren in Tbilisi. Hoewel mijn ouders getrouwd waren, bleek al vrij snel na mijn geboorte dat mijn vader niet echt op mij zat te wachten. Toen mijn moeder erachter kwam dat hij er nog een gezin op na hield, is ze bij hem weggegaan. Na de val van de Sovjet-Unie was Georgië opengesteld voor handel met het Westen. Mijn moeder werkte voor een bedrijf dat Europese bedrijven naar Georgië haalde. Zo ontmoette mijn moeder een Nederlandse man, Harm. Harm vroeg haar mee te gaan naar Nederland, en in 1999 zijn we met de auto vertrokken. Eigenlijk heeft mijn moeder me zonder toestemming van mijn vader meegenomen. Mijn moeder trouwde met Harm, dus kreeg ze een Nederlands paspoort. Mijn zusje, die in 1999 in Nederland werd geboren, ook. Maar omdat ik zonder toestemming van mijn vader was meegenomen, bleef ik Georgisch, en was ik dus illegaal in Nederland.
Naar Zandvoort
‘We hebben drie jaar bij Harm gewoond, maar het was geen goede relatie. Toen mijn moeder hem betrapte bij weer een leugen en op vreemdgaan, besloot ze hem te verlaten. Mijn moeder had inmiddels zelf ook een andere man ontmoet. Dat was Matthijs. Ik was acht en mijn zusje drie, toen mijn moeder en Matthijs net voor de zomervakantie besloten hun partners te verlaten. We gingen gewoon weg, met twee koffers. De bedoeling was dat we een nieuw leven zouden opbouwen, en we betrokken een flat aan zee.
Op een dag keerden we terug van het strand naar huis. Net toen ik op het knopje van de lift wilde drukken kwam Harm als in een film om de hoek gerend, greep mijn zusje, en rende weg. Harms zus was er ook bij, en nog een vriend. Matthijs rende achter Harm aan, en ze raakten in gevecht. Het was allemaal heel chaotisch, en ik zei: “Wat zijn jullie nou aan het doen!” Waarop de zus van Harm zei: “Papa wil je zusje ook heel erg graag zien.” We zijn naar de politie gegaan, maar die kon niet veel doen, omdat Harm nu eenmaal haar vader was. Na die ontvoering hebben we mijn zusje drie maanden niet gezien. Na die periode bracht Harm mijn zusje weer terug, maar toen begonnen de procedures over de bezoekregeling. Dat was het begin van een periode van tientallen rechtszaken.
Bij de Kinderbescherming
Harm wilde niet alleen een bezoekregeling met mijn zusje, maar ook met mij, ook al gaf hij helemaal niet om mij. Hij wilde in de eerste plaats mijn moeder dwarszitten. De bezoekregeling werd toegewezen, waarop mijn moeder een procedure startte om die weer terug te draaien. Toen werd ik voor de eerste keer gehoord door de Kinderbescherming. Ik vond het heel eng. Ik ervaarde het intimiderend om een kamer in te moeten waar ik ondervraagd ging worden door een vreemde, terwijl ik niet goed wist waarvoor het was en wat er met die informatie zou gebeuren.
Omdat ik dacht dat ik een vertrouwelijk gesprek zou voeren, heb ik tegen de vrouw van de Kinderbescherming eerlijk gezegd wat ik vond van Harm. Ik was bang voor Harm en had een enorme hekel aan hem. Ik zei ook dat ik niet meer naar hem toe wilde. Ik wist niet dat er een rapport van dit gesprek naar zowel mijn moeder als Harm zou gaan. Misschien hebben ze dat wel tegen mij gezegd, maar dat is niet blijven hangen.
Bij Harm
Vervolgens kreeg Harm dat rapport precies op de dag thuisgestuurd dat ik bij hem was. Het was in de ochtend, ik was nog in pyjama. Hij riep me bij zich en zei: “Olga, kijk eens wat ik nou heb ontvangen.” Ik schrok verschrikkelijk. Harm werd boos en zei: “Als je het allemaal zo slecht vindt bij mij, ga dan maar gelijk weg”, waarop hij mij in pyjama op straat zette. De buurvrouw liet me gelukkig binnen en belde mijn moeder, die me heel snel kwam halen.
Mijn moeder zei: “Je hoeft er nooit meer naar toe.” Over die bezoekregeling moest ik nog een gesprek voeren bij de Raad voor de Kinderbescherming. Ik vond het naar dat die mevrouw mij niet leek te geloven, wat voor mij bleek uit haar vragen. Dan vroeg ze bijvoorbeeld: “Vind jij dit nu, of vind je moeder dit?” Of ze zei: “Maar Harm heeft ook zijn goede kanten.”
Het zou mij geholpen hebben als ze wat meer compassie had getoond. Door bijvoorbeeld te zeggen: “Ik begrijp wat je bedoelt”, of “Ik begrijp dat je dit vervelend vindt.” De rechter besloot dat ik niet meer naar Harm toe hoefde, dus de bezoekregeling voor mij werd stopgezet. Harm is tegen dat besluit niet meer in beroep gegaan. Mijn zusje ging nog wel: iedere woensdag, en om de twee weken het weekend. Vaak bracht Harm mijn zusje te laat terug, waarop we de politie belden. Want ook al kon de politie niet veel doen, het was wel weer een melding in het dossier dat we aan het opbouwen waren. Mijn moeder wilde namelijk dat ook mijn zusje niet meer naar Harm hoefde, en had hiervoor een procedure aangespannen. Ondertussen spande Harm tientallen procedures tegen ons aan. Over van alles, bijvoorbeeld over geld dat mijn moeder hem moest terugbetalen voor levensonderhoud tijdens hun huwelijk. Harm belde ook naar de werkgevers van mijn moeder en Matthijs om zijn beklag over hen te doen.
'Nog steeds schrikken wij op als ’s avonds de bel gaat en we niemand verwachten.'
Op het schoolplein
Er zijn tijden geweest dat we echt in gevaar waren, ook fysiek gevaar. Harm stond regelmatig bij ons op de deur te bonken, en dan schreeuwde hij bijvoorbeeld: “Er zit een illegaal hierbinnen!” Dat is heel bedreigend. Nog steeds schrikken wij op als ’s avonds de bel gaat en we niemand verwachten. Mijn zusje kon zelf prima van de basisschool naar huis lopen, maar we gingen haar toch altijd halen. Het gebeurde regelmatig dat Harm onverwacht op het schoolplein stond. Of hij had al naar school gebeld, om aan te kondigen dat hij mij of mijn zusje zou komen halen, terwijl het niet zijn bezoekdag was.
Als Harm er stond kon de situatie vrij snel escaleren, en dan kwam het voor dat er letterlijk van beide kanten aan mijn zusje werd getrokken. Vervolgens belde de school de politie, waarop we met zijn allen in de kamer van de directeur belandden. Aangezien mijn zusje toen nog geen twaalf was en Harm haar wettige vader was, kon de politie niets doen. Als de politie er eenmaal was moesten we iedere keer opnieuw ons verhaal vertellen.Dan zei de rechercheur tegen mijn moeder en Harm: “Ja, maar weet u, u moet er toch samen uitkomen. En waar er twee vechten, hebben er twee schuld.” Dat is iets dat de Raad voor de Kinderbescherming ook vaak heeft gezegd tegen mij en mijn zusje. Dan zeiden ze: “Je moeder heeft ook niet altijd gelijk, misschien zegt zij ook onwaarheden.” Dat raakte mij heel erg, want dat is namelijk niet zo. Het is het standaardbeeld bij een ruzie, dat beide partijen schuld dragen. Maar soms deugt één partij echt niet. Dat probeerde ik dan duidelijk te maken, maar dan zei de Raad voor de Kinderbescherming tegen mij dat ik het ook niet altijd goed zag, en dat Harm ook weleens gelijk had. Ik dacht dan alleen maar: dat is niet zo. Dat is gewoon niet zo.
Op school voelde ik me altijd veilig. De directeur en de leraren wisten van de situatie en toonden begrip, waardoor ik me serieus genomen voelde. Ik kon mijn verhaal goed kwijt. Bovendien was ik op school omringd door veel mensen. Mijn basisschooljuf heeft ook nog geholpen door een brief te schrijven over Harm, en het effect van zijn gedrag op ons. Ook deze brief was bedoeld voor dossieropbouw. Maar ze kreeg er last mee omdat Harm naar de directeur belde om zijn beklag over haar te doen.
Bij de Jeugdzorg
Met mijn zusje ging het ondertussen helemaal niet zo goed. Ze was bang voor Harm, dus het contact met Harm leverde haar heel veel stress op. Toen raakte ook Jeugdzorg betrokken. Ze spraken over uithuisplaatsing, om zo de stress bij mijn zusje weg te halen. Daar schrokken wij enorm van. Er kwam iemand van Jeugdzorg langs om de thuissituatie te bekijken. Dat was geen slecht gesprek; het was een aardige vrouw. Ik snapte alleen niet hoe Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming zich tot elkaar verhouden. Nu begrijp ik dat Jeugdzorg meer aan de voorgrond opereert, door noodhulp en advies over uithuisplaatsing te geven. Maar dat wist ik toen niet en omdat dat zo vaag bleef, had ik daar veel stress van, wat zich weer uitte in buikpijn.
Bij de rechter
Ondertussen was ik nog illegaal in Nederland. Naarmate ik ouder werd, werd het leven hierdoor moeilijker. Doordat ik me niet kon legitimeren kon ik bijvoorbeeld niet mee op schoolreis naar Londen. Ook kon ik niet zoiets stoms doen als door rood rijden, of op de stoep fietsen. Dingen die iedereen weleens een keertje doet in zijn leven. Ook in de tram was ik altijd heel alert, had ik wel goed mijn strippenkaart afgestempeld? En ook al wist iedereen van mijn situatie, en kon ik ook niet uitgezet worden omdat de procedures liepen, het was wel vervelend en onzeker. Nog steeds heb ik als eerste reactie: o shit, controleurs, als ik in de tram zit terwijl zij naar binnen stappen. En dat terwijl ik niets meer te vrezen heb.
Mijn vader in Georgië moest toestemming geven voor mijn verblijf in Nederland, zodat ik een verblijfsvergunning kon aanvragen. Want zolang je geen verblijfsvergunning hebt, kun je geen paspoort aanvragen. Mijn vader weigerde toestemming te geven. De enige oplossing was bij de rechter zijn voogdij af te nemen, zodat zijn toestemming niet meer nodig was. In verband met die voogdijzaak zat ik voor drie rechters, en ook daar kreeg ik het gevoel dat ik niet serieus werd genomen. Ik vertelde dat het leven heel moeilijk zou worden zonder juiste papieren. Ik vertelde ook dat ik nooit meer iets met mijn vader te maken wilde hebben. Een van de rechters zei tegen mij: “Ach, wat weet jij er nou van, je bent pas twaalf.” Dat voelde ik als wantrouwen, net als ik bij de Raad voor de Kinderbescherming had ervaren. Ik snapte ook niet goed waarom ik én naar de Kinderbescherming, én naar de rechter moest. Waarom kon ik niet alleen naar de rechter? Maar ik durfde dat niet te vragen, want op een bepaald moment dacht ik inderdaad: wat weet ik er nou van. Nu weet ik dat de rechter heel erg leunt op de rapporten van de Kinderbescherming, aangezien hij geen expert is. Maar dat dacht ik vroeger wel. Het had me erg geholpen als dat beter was uitgelegd.
Toch had ik meer vertrouwen in de rechters dan in de Raad voor de Kinderbescherming, waardoor ik minder stress had bij de rechter. Na een gesprek met de Raad voor de Kinderbescherming was ik onzeker over de gevolgen van wat er was besproken. Dan dacht ik regelmatig: wat gaat er nu gebeuren? Maar na een gesprek met de rechter dacht ik: die laat mij niet in de steek, die heeft mij wel begrepen. Daar stelden ze ook minder suggestieve vragen, en zeiden ze meer dingen als: “Ik begrijp dat je dat niet leuk vond.”
'Toen ik klein was dacht ik: als ik later groot ben wil ik ervoor zorgen dat kinderen beter gehoord worden dan ik.'
De studie
Toen ik klein was dacht ik: als ik later groot ben wil ik ervoor zorgen dat kinderen beter gehoord worden dan ik. Dat is een van de redenen geweest waarom ik rechten ben gaan studeren. Ik heb me trouwens nooit een slachtoffer gevoeld, ook al was de angst voor Harm altijd wel aanwezig. Bijvoorbeeld als ’s avonds onverwacht de bel ging. Het is de verdienste van mijn moeder, maar het zit ook in mijn karakter om me geen slachtoffer te voelen, maar mijn leven in eigen hand te nemen.
Op school is het eigenlijk altijd goed gegaan, ik heb altijd hard gewerkt. Ik had ook helemaal geen behoefte om me te gaan verzetten in mijn pubertijd. Ook mijn moeder heeft altijd gezegd: “De situatie is heel naar, maar dat is geen reden om slechte cijfers te halen op school.” Ik had vriendinnen, zat op sport, we deden ook leuke dingen. Nu ben ik afgestudeerd, in het bezit van een Nederlands paspoort, en trots op wat ik heb bereikt, ondanks de situatie met Harm en mijn papieren.
Mensen zeiden altijd tegen mij: “Jij bent zo sterk, jij redt het wel. Over jou hoeven we ons geen zorgen te maken.” Hoewel goed bedoeld, vond ik dat weleens lastig. Want ook ik had er behoefte aan om mijn verhaal te doen, of een zwakker moment te hebben. Door die opmerkingen had ik het gevoel dat daar minder ruimte voor was. Mijn zusje loopt bij een heel aardige psycholoog, waar ik laatst ben gaan kennismaken. Dat was eigenlijk wel fijn. Want ook al is de stress nu weg, de angst voor de onverwachte deurbel blijft. En daar zou ik toch graag vanaf willen.
'Nu ben ik afgestudeerd, in het bezit van een Nederlands paspoort, en trots op wat ik heb bereikt'
In deze interviewreeks vertellen jongvolwassenen op persoonlijke titel het verhaal over hun jeugd. Centraal hierin staan hun ervaringen met de jeugdhulpketen. Sommige ervaringen zijn goed, sommige minder, sommige slecht. Deze interviews zijn bedoeld om de stem van het kind te laten horen, en om te leren van hun ervaringen. Zowel de goede als de slechte. Ten behoeve van de privacy van de geïnterviewde zijn namen een sommige details geanonimiseerd.