Kameleon. Het verhaal van Irene
De 28-jarige Irene groeide op met een moeder met zware psychische problemen, én haar ouders gingen uit elkaar. De ellende die zich achter de voordeur afspeelde, was onzichtbaar. Irene gedroeg zich als kameleon en volwassenen die wel op de hoogte waren, grepen niet in. Dit is haar verhaal.

Ik ben opgegroeid in een klein dorpje als oudste van drie kinderen. Ik heb 2 broertjes. Mijn moeder is heel leuk met kleine kinderen. Toen ik zeven was gingen mijn ouders scheiden. Kort daarop hertrouwden ze, om een jaar later definitief te scheiden. Toen mijn ouders voor de tweede keer uit elkaar gingen, werd het huis verkocht en gingen wij met mijn moeder in een kleiner huis wonen. Een keer in de twee weken gingen we naar mijn vader. Mijn tante woonde in de buurt.
Mijn moeder
Mijn moeder heeft al haar hele leven last van migraine. Na de scheiding namen de migraineaanvallen in hevigheid toe. Het werd zo erg, dat ze vaak hele dagen achter elkaar in bed lag. Wij stonden ’s ochtends op, maakten ons eigen ontbijt, en gingen naar school. Als we ’s middags thuis kwamen lag ze nog steeds in bed. In de periodes dat mijn moeder goed contact had met haar familie kwam mijn tante voor ons zorgen. Zij lette erop dat wij onze huishoudelijke taken verrichtten. Voor het avondeten deden we wat in de magnetron, waarna mijn moeder naar beneden kwam om tv te kijken. Vaak gingen wij dan weer naar boven, huiswerk maken.
’s Nachts kwam mijn moeder vaak mijn kamer binnen om te praten. De ene keer had ze het over de nare dingen die mijn vader had gedaan. De andere keer ging het over iets dat ik niet goed in huis had gedaan, of wat ik twee weken geleden had gezegd. Soms zei ze dat ze een stukje ging rijden, of even iets moest roken om rustig te worden. Soms zei ze dat ze het niet meer zag zitten en er een eind aan zou maken. Dan vertelde ze waar de papieren lagen die we nodig hadden voor de afhandeling en stapte ze in haar auto. Ik lette erop dat mijn broertjes niet wakker werden en bleef op haar wachten.
Op school ging het goed met ons. We vielen niet op, zagen er goed gekleed en gezond uit. We hadden vrienden en mijn jongste broertje en ik deden aan volleybal.
De huisarts zei: “We moeten allemaal voor onze ouders gaan zorgen, alleen is dat bij jullie nu eenmaal iets eerder het geval.”
De huisarts
Mijn moeder kreeg voor haar migraineaanvallen pijnstillers voorgeschreven. Daarnaast slikte ze diverse soorten kalmeringstabletten en slaapmiddelen: valium, oxazepam, diazepam. Ook die verkreeg ze via de huisarts. Ze hoefde er het huis niet voor uit, de pillen werden door de brievenbus geduwd. Haar huisarts vond dat stoppen met medicatie geen optie was, want daar werd ze te onrustig van. Als mijn moeder vond dat ze niet voldoende geholpen werd of meer pillen nodig had, liep ze weleens onaangekondigd zijn spreekkamer binnen om extra medicatie te eisen. Soms ging mijn tante ook mee om haar daarbij te ondersteunen, waarop de huisarts weer hogere doses voorschreef.
De huisarts zei later tegen mij: “We moeten allemaal voor onze ouders gaan zorgen, alleen is dat bij jullie nu eenmaal iets eerder het geval.”
Eerst dacht ik dat dat normaal was. De huisarts zegt het immers, dus dan zal het wel zo zijn. Alleen was ik pas negen en mijn broertjes acht en zeven, toen we in deze situatie belandden. Mijn moeder lag hele periodes versuft in bed, ongewassen en onverzorgd, niet uit haar woorden komend, en nauwelijks aanspreekbaar.
Ik maakte me altijd zorgen om haar. Aan de ene kant wilde ik zo snel mogelijk van school naar huis, omdat ik de situatie in de gaten wilde houden, aan de andere kant bleef ik vaak een beetje dralen op school, omdat ik er ook tegenop zag. Toen ik een jaar of elf was kreeg ik ontzettende buikpijn, waarvoor ik een aantal ziekenhuisonderzoeken heb ondergaan. Mijn moeder ging mee, en de artsen zagen een heel sterke vrouw, die voor haar kinderen wilde zorgen. Mijn moeder kan ook heel leuk zijn, zeker in haar goede periodes. Dan is het een heel enthousiaste, spontane en gezellige vrouw. Maar thuis stortte ze weer in. Voor mijn buikpijn was geen oorzaak te vinden, en niemand vroeg door.
Mijn mentor
Op school vertoonde ik onvoorspelbaar gedrag. De ene keer was ik vrolijk en uitgelaten, de andere keer stil en teruggetrokken, en had ik geen zin om met anderen om te gaan. Het contact met vriendinnen bleef altijd oppervlakkig. Ik fladderde zo’n beetje van het ene groepje naar het andere. In de klas stelde ik nooit vragen. Ik was van huis uit al zo zelfstandig dat vragen om hulp niet in me opkwam. Daarbij durfde ik het niet goed te zeggen wanneer ik iets niet begreep, omdat ik bang was daarop afgerekend te worden. Ik wilde liever een beetje op de achtergrond blijven.
Op een dag, ik was een jaar of dertien, kwam er een schoolpsycholoog in de klas. Zij vertelde dat wij altijd bij haar langs konden komen, mochten we er behoefte aan hebben om te praten. De volgende dag liep ik naar mijn mentor en zei dat ik dat wel wilde. De mentor zei: “Maar Irene, dat hoeft in jouw geval helemaal niet. Je hebt vrienden op school, je doet het goed, jij hebt dat niet nodig.” Dus ben ik niet gegaan.
Ik zag in die tijd weleens posters hangen van het Meldpunt kindermishandeling, of de Kindertelefoon. Op die posters was een kind te zien met een blauw oog dat zielig in een hoekje zat. Dan dacht ik: maar dat ben ik niet. Ik word niet geslagen, dat gaat niet over mij. Vaak dacht ik dat ik me aanstelde, en dat de situatie bij ons thuis normaal was. Eigenlijk wist ik niet wat ik moest denken.
"Als kind kun je het maar beter slecht doen op school, want dan word je gezien."
Mijn moeder (2)
Met mijn vader thuis was er in ieder geval nog een volwassene aanwezig. Na de scheiding was alleen ik er om voor haar te zorgen. Ik heb weinig herinneringen aan hoe het thuis was voor de scheiding. Ik weet nog wel dat we een keer aan tafel zaten, en dat mijn moeder heel boos werd omdat ik naar haar bord keek. Vervolgens gooide ze haar eten over tafel en liep boos weg terwijl ze riep: “Voor mij hoeft het allemaal niet meer”.
Als ze boos werd, dan kwam dat door iets wat wij hadden gedaan. Dan waren we bijvoorbeeld ondankbaar geweest, of hadden we iets verkeerd gezegd.
Soms zei ze na een boze uitbarsting: “Weet je, laat ook maar. Als het zo moet, maak ik er een eind aan.” Ik voelde me daardoor altijd schuldig, en wilde haar vooral niet boos maken, want anders zou ze misschien zichzelf iets aandoen. Soms nam ze een hele la pillen mee naar boven, mochten we haar slaapkamer niet in en niemand bellen voor hulp. Ik durfde dat ook niet. Mijn jongste broertje heeft wel een paar keer 112 gebeld, toen mijn moeder echt niet meer aanspreekbaar was, en niet goed wakker wilde worden. Tegelijkertijd wist ik nooit zeker of het nou aanstellerij of echt was. En over die gedachte voelde ik me dan weer schuldig. Ik wist niet of ik mijn eigen observaties en gedachten nog wel kon vertrouwen.
Mijn vader
Eerst gingen we nog wekelijks naar mijn vader, later werd dat tweewekelijks. Het was een vechtscheiding, waarbij wij als pionnen werden ingezet. De knutsels die we voor Vaderdag hadden gemaakt, moesten we weggooien. En als mijn vader jarig was, controleerde mijn moeder onze tassen om te zien of we niet een cadeau voor hem bij ons hadden.
Ik had best bij mijn vader willen wonen, maar hij zei zelf dat hij niet goed voor ons kon zorgen, omdat hij immers fulltime werkte. Bovendien durfde ik het niet voor te stellen, omdat ik bang was dat mijn moeder erachter zou komen. Zodra we bij mijn vader waren, waren we helemaal uitgelaten en hartstikke druk. Ik had dan ook last van woedeaanvallen, waarbij ik spullen stukmaakte. Hij liet ons altijd maar even uitrazen.
Mijn vader en moeder spraken niet meer met elkaar, maar hij sprak ook nooit met ons over onze moeder. Aan de ene kant was dat fijn, want dan hadden we even rust van de situatie. Aan de andere kant dacht ik daardoor dat ik mij aanstelde, dat er behalve migraine inderdaad niets met mijn moeder aan de hand was. Ik voelde me ook schuldig omdat hele periodes wel leuk waren. Zo gingen we bijvoorbeeld gewoon drie weken op zomervakantie. Alleen nam mijn moeder ons dan wel mee in de periode dat we bij mijn vader zouden zijn. Mijn vader stapte vervolgens naar de politie en sprak zijn zorgen over ons uit. Volgens de politie was er niets aan de hand, de kinderen waren toch bij hun moeder?
Wij wisten wel van tevoren dat mijn moeder van plan was om ons mee te nemen in de weken waarin we met mijn vader weg zouden gaan, maar dat mochten we uiteraard aan niemand vertellen. Dat durfde ik ook niet, anders werd ze weer boos.
Mijn tante
Af en toe werd mijn moeder opgenomen op een psychiatrische afdeling. Voor de migraine, zei mijn tante. Zij kwam dan voor ons zorgen, en was er ’s middags na school. Mijn tante is superlief, maar zij wist ook niet goed hoe ze met de situatie om moest gaan. Zij zat op ons te wachten met thee en zei wat we moesten doen om te zorgen dat mijn moeder ontlast werd. Als wij ons best maar deden, dan ging het met mijn moeder ook goed, vond mijn tante.
Volgens mijn tante deed een psycholoog mijn moeder meer kwaad dan goed. Het was migraine, meer niet. Mijn moeder was in haar jonge jaren al een heel heftig persoon. Iemand die mensen kon aantrekken om ze vervolgens weer af te stoten.
Mijn tante deed haar best de familie bij elkaar te houden, en deed alsof er niets aan de hand was. Ze schaamde zich, daarom werd alles weggestopt onder het mom van migraine. Ondertussen slikte mijn moeder op haar zeventiende al haar eerste antidepressiva.
Als mijn moeder later enigszins bereid leek om te praten met een psycholoog, dan was mijn tante er als de kippen bij om haar daar weer vanaf te brengen. Er was immers niets aan de hand. Ze had toch alleen migraine? En daar kreeg ze pillen voor. Dan waren we terug bij af, kwam mijn moeder naar huis en verviel weer in haar oude patroon van pillen slikken, overdag in bed liggen en ’s nachts onrustig zijn.
De situatie was beter toen ze nog werkte, want dan lag ze alleen in bed na afloop van een werkdag. Maar ze kon haar werk steeds minder goed aan, en meldde zich vaker ziek. Of ik moest haar ziek melden met een smoesje. Uiteindelijk is ze afgekeurd, en lag ze overdag alleen maar in bed te malen, en was ze ’s nachts wakker.
Hulpverleners zeiden: “Als je een keer wilt praten, dan kan dat.”
KOPP-kind
Mijn moeder is heel lang niet officieel gediagnosticeerd. Pas na haar laatste zelfmoordpoging, toen ze in een revalidatiecentrum belandde, hebben twee psychiaters afzonderlijk een diagnose gesteld. De een dacht borderline, de ander meervoudige persoonlijkheidsstoornis. Ik herken in mijn moeder het meeste van het gedrag van een borderliner.
Ik geef nu voorlichting op middelbare scholen over KOPP-kinderen (Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problemen). Eerst zeiden de docenten dat ze die problematiek niet herkenden. Maar toen ik begon over de signalen en het gedrag, viel het kwartje alsnog.
In mijn omgeving waren er te veel volwassenen die onze situatie niet onder ogen wilden zien, gingen relativeren en bagatelliseren. Psychische problematiek is ook een lastig onderwerp. Mensen denken snel dat het goed gaat zolang een kind niet geslagen wordt, goede kleding draagt en het goed doet op school. Een blauwe plek is een indicator, een reden om actie te ondernemen. Wij hadden geen blauwe plekken. Bovendien kunnen KOPP- kinderen zich heel goed wegcijferen en aanpassen aan situaties, vooral als je ouders hebt met borderline of manisch-depressiviteit. Je valt niet zo erg op, je wordt een kameleon.
In mijn geval hadden mensen kunnen letten op kleine dingen, bijvoorbeeld bij rapportgesprekken op school. Dat alleen mijn moeder kwam, als ze al kwam, omdat ze mijn vader er niet bij wilde hebben. Ook mijn gedrag in de klas, dat als pubergedrag werd afgedaan, was een signaal.
Mijn ouders waren ook niet bij mijn eindexamenuitreiking. Mijn vader mocht niet van mijn moeder, en zelf kwam ze ook niet. Ik haalde goede cijfers, en in prestatiegericht Nederland betekent dat dat er niets aan de hand is. Als kind kun je het maar beter slecht doen op school, want dan word je gezien.
Ik
Pas als een ouder wordt opgenomen, wordt er gekeken welke volwassenen er in de omgeving zijn om te helpen. Bij ons kwam mijn tante, die deed alsof er niets aan de hand was en zei dat we maar goed voor onze moeder moesten zorgen. Bovendien wilde mijn moeder helemaal geen hulp, behalve medicatie. Dus werd er niet gekeken naar de thuissituatie. Terwijl de huisarts heel goed in zijn dossier kon zien welke hoeveelheid pillen mijn moeder slikte, terwijl ze de zorg over drie jonge kinderen had. Maar dat werd niet gezien.
Ik voelde wel dat ik niet lekker in mijn vel zat, maar wist niet hoe ik om hulp moest vragen voor mij en mijn broertjes. Een kind groeit op met de identiteit van zijn ouders, ik groeide op met zorgen voor mijn moeder, en had geen idee dat ik er ook mocht zijn. Toen ik achttien was lag mijn moeder op de psychiatrische afdeling. Hulpverleners zeiden: “Als je een keer wilt praten, dan kan dat.”
Maar dat is veel te vrijblijvend! Ook de huisarts stelde dat af en toe voor, maar net zo vrijblijvend. Eigenlijk moeten hulpverleners zeggen: volgende week maandag, om twaalf uur kom je langs, en dan gaan we het alleen over jou hebben. Hulp aan kinderen mag niet vrijblijvend worden aangeboden.
Inmiddels heb ik geleerd te vertrouwen op mijn eigen oordeel. Ook kan ik steeds meer mijn grenzen aangeven, zonder dat ik me meteen schuldig voel.
Mijn moeder heb ik nu al een tijd niet gezien, maar soms krijg ik een mailtje. Dat is haar manier van contact zoeken. Het is en blijft mijn moeder, dus die band kan ik niet zomaar verbreken, en dat wil ik ook niet. Maar als er een tijdje geen contact is, merk ik wel dat ik een stuk rustiger ben.
"Ik had geen idee dat ik er ook mocht zijn."
In deze interviewreeks vertellen jongvolwassenen op persoonlijke titel het verhaal over hun jeugd. Centraal hierin staan hun ervaringen met de jeugdhulpketen. Sommige ervaringen zijn goed, sommige minder, sommige slecht. Deze interviews zijn bedoeld om de stem van het kind te laten horen, en om te leren van hun ervaringen. Zowel de goede als de slechte.
Het verhaal is geanonimiseerd.