De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) kent een lange traditie van jeugdbescherming. Hoe is de RvdK ontstaan?
Mensen en organisaties zetten zich al lang in voor de zorg en veiligheid van kinderen. In Nederland was de kinderbescherming jarenlang lokaal of regionaal georganiseerd. Vanaf 1996 is er één landelijke Raad voor de Kinderbescherming. Zo is geregeld dat elk kind in Nederland dezelfde bescherming kan krijgen. De RvdK valt onder het ministerie van Justitie en Veiligheid.
De RvdK is een onafhankelijke organisatie en heeft veel kennis over pedagogiek, het jeugdrecht en het jeugdstrafrecht, maar ook over adoptie en pleegzorg. De organisatie is daarmee uniek. Spelen er in een gezin grote problemen rondom de ontwikkeling van een kind? Kan een kind niet veilig opgroeien? Dan denkt de RvdK op verzoek mee. Samen met de gemeente en het gezin adviseert de RvdK over de beste aanpak. Op deze manier is het soms niet nodig dat de RvdK aan een rechter moet vragen om in te grijpen.
Wanneer ingrijpen wel nodig is, vraagt de RvdK dit aan de rechter. Ook geeft de RvdK aan de rechter of het Openbaar Ministerie juridisch-pedagogisch advies.
De samenwerking verbeteren tussen jeugdhulpverlening en kinderbescherming is ook een wettelijke taak van de RvdK. Dit gebeurt op het niveau van beleid. De RvdK adviseert vanuit de praktijk het ministerie van Justitie en Veiligheid, bijvoorbeeld op het terrein van wetgeving.
Sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 werkt de RvdK samen met Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en Veilig Thuis-organisaties. Zij vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Deze gemeenten komen samen in 42 jeugdzorgregio’s. Daar is ook de RvdK actief met zijn gebiedsteams. Zo sluit de RvdK beter aan bij de leefwereld van gezinnen en kinderen.
Op 1 januari 2015 start de nieuwe Jeugdwet. Deze wet is er voor kinderen en jongeren die zorg en hulp nodig hebben. De gemeenten voeren deze wet uit. Ook als extra jeugdhulp, jeugdbescherming of jeugdreclassering nodig zijn, voor als het met kinderen mis dreigt te gaan. Of misgaat. Samen met de RvdK maken gemeenten afspraken over wie waarvoor verantwoordelijk is.
De taken van de RvdK blijven in de nieuwe Jeugdwet hetzelfde. Wel krijgt de RvdK meer dan 350 nieuwe partners: de gemeenten. Zij komen samen in 42 jeugdzorgregio’s. In elke jeugdzorgregio heeft de RvdK een gebiedsteam. De gebiedsteams van de RvdK met pedagogische en juridische kennis geven advies aan gemeenten bij ingewikkelde gezinssituaties. Zo zorgt de RvdK voor hulp dichter bij huis.
Sinds de invoering van de nieuwe Jeugdwet zijn de 26 Veilig Thuis-organisaties betrokken bij de vrijwillige hulp aan kinderen en gezinnen. De meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling worden gedaan bij Veilig Thuis.
De RvdK werkt nauw samen Veilig Thuis en met de 17 Gecertificeerde Instellingen (GI’s). De GI's zijn instellingen die van de overheid maatregelen mogen uitvoeren in het kader van jeugdreclassering en jeugdbescherming. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor GI’s en Veilig Thuis-organisaties en zorgen voor financiering.
Om beter voor de rechten van kinderen op te kunnen komen, gaan de Regionale Raden voor Kinderbescherming samen in één landelijke Raad voor de Kinderbescherming. Deze landelijke Raad valt onder het ministerie van Justitie en Veiligheid. Wel blijven de Raden regionaal georganiseerd.
In 1995 verandert er veel op het gebied van de uitvoering van de ondertoezichtstelling (ots). Daarvoor sprak de kinderrechter de ots uit. Deze rechter had ook de leiding over de uitvoering van deze ots. De rechtsprekende en de uitvoerende macht wordt nu uit elkaar gehaald. Voortaan krijgen gezinsvoogdij-instellingen de taak om de ots uit te voeren. De rechter beoordeelt nu alleen nog maar het verzoek of advies.
In de jaren zeventig en tachtig is er kritiek op de jeugdbescherming in Nederland. De hulpverlening moet dichterbij huis plaatsvinden, het liefst in het gezin zelf. Er is kritiek op de manier van werken van de Raden voor de Kinderbescherming. De commissie Gijsberts en commissie Vliegenthart doen daarom onderzoek naar hun werkwijze. Zij vinden onder andere dat de raadsmedewerkers deskundiger moeten zijn. Ook zou voortaan niet de rechter de ots moeten uitvoeren, maar de (gezins)voogdij-instellingen.
In 1989 wordt de Wet op de Jeugdhulpverlening aangenomen. Vanaf dat moment moeten de Raden voor de Kinderbescherming zich richten op onderzoek en advies. Andere organisaties nemen de zorg en hulpverlening op zich.
De Voogdijraden gaan op in de Raden voor de Kinderbescherming. Elk arrondissement heeft zijn eigen Raad. Een Raad bestaat uit een college van vrijwillige burgers (de eerdere Voogdijraad) en een uitvoerend bureau. Het bureau doet onderzoek, zodat het college zijn advies goed kan onderbouwen. Bij het bureau werken steeds meer professionele maatschappelijk werkers.
De ondertoezichtstelling (ots) wordt ingevoerd. Als een kind in een moeilijke situatie zit, kan het voortaan wel bij zijn ouders blijven wonen, maar het gezin moet verplicht hulp krijgen van een gezinsvoogd. Er komen speciale kinderrechters die deze ots uitspreken. Zij krijgen ook de leiding over de uitvoering van de ots.
Er komen Voogdijraden waar burgers en organisaties kinderverwaarlozing kunnen melden. De Voogdijraden adviseren de rechter. Ook zorgen ze ervoor dat kinderen opgevangen worden en zien toe op de kindertehuizen. In de Voogdijraden zitten vooral vrijwilligers. Zij krijgen steun van een aantal betaalde medewerkers.
Er komen maatregelen om kinderen te beschermen. Deze staan in de Kinderwetten. Ook komen er nieuwe regels in het jeugdstrafrecht. Het is nu mogelijk om kinderen bij hun ouders weg te halen en een voogd het gezag over een kind te geven.
Al ruim voor 1900 bouwen rijke burgers en kerken burgerweeshuizen. Weeskinderen worden hier opgevangen en verzorgd. Burgerweeshuizen zijn ook voor kinderen waarvan de ouders niet voor hen kunnen zorgen. Toch kunnen burgerweeshuizen en kindertehuizen de kinderen niet bij wet beschermen. Als de ouders hun kinderen bijvoorbeeld tegen hun zin komen ophalen, dan kan niemand ze tegenhouden.