Informatie van mensen die het kind of gezin goed kennen

De raadsonderzoeker beschrijft de situatie en de zorgen over het kind en het gezin. De onderzoeker gaat op zoek naar mogelijke oplossingen. Tijdens een onderzoek vraagt de raadsonderzoeker altijd informatie over de situatie aan mensen die het kind, de ouders of het gezin goed kennen.

Informanten

De mensen die deze aanvullende informatie geven voor het raadsonderzoek noemen we informanten. Het zijn mensen die vanuit hun werk bij het kind, de ouders of het gezin betrokken zijn, zoals een leerkracht, huisarts of hulpverlener.

De raadsonderzoeker bepaalt, eventueel in overleg met de gedragsdeskundige en juridisch deskundige, welke informanten benaderd worden. De ouders kunnen een informant voorstellen, maar de raadsonderzoeker is niet verplicht deze informant te vragen. De raadsonderzoeker legt altijd aan ouders uit waarom hij een informant wel of niet zal vragen.

De raadsonderzoeker zegt van tevoren tegen de ouders met wie hij gaat praten. Hebben ouders bedenkingen bij sommige informanten? Dan kunnen zij deze doorgeven aan de raadsonderzoeker. De raadsonderzoeker bekijkt de bedenkingen van de ouders. Hierna neemt hij opnieuw een beslissing. Het kan zijn dat de raadsonderzoeker een andere informant kiest. Het is ook mogelijk dat de raadsonderzoeker toch met de informant gaat spreken waar de ouders bedenkingen bij hebben. De raadsonderzoeker geeft zijn beslissing door aan de ouders en legt uit hoe hij tot zijn keuze is gekomen.

Het contact met de informant

De raadsonderzoeker neemt contact op met de informant en legt uit waarom hij informatie van hem wil hebben. De raadsonderzoeker kan vaak maar weinig zeggen over de reden van het onderzoek, om de privacy van kind en ouders te beschermen. Dit geldt ook als de informant vanuit zijn werk betrokken is bij het kind, de ouders of het gezin. De informant bepaalt zelf of hij wil meewerken aan het raadsonderzoek. Niemand is verplicht om informatie te geven.

Informatie van de informant

De raadsonderzoeker vraagt wat de informant weet van de (thuis)situatie van het kind. Hij kan bijvoorbeeld vragen stellen over de gezondheid van het kind, zijn gedrag of zijn schoolprestaties.

Na goedkeuring van de informant over de tekst en het gebruik hiervan in het rapport, komt deze informatie in het raadsrapport te staan. In onze onderzoeken passen we het principe toe van hoor en wederhoor, zodat ouders én kinderen kunnen reageren op de visie van anderen bij wie we informatie hebben ingewonnen.

Dit betekent ook dat de informatie van de informant gedeeld zal worden met iedereen die het rapport ontvangt. Bijvoorbeeld een andere belanghebbende ouder, de kinderrechter of een gecertificeerde instelling. Als het van belang is voor het kind deelt de raadsonderzoeker de uitkomst van het onderzoek ook met de professionele informant. We brengen de ouders en de jongere (16 jaar of ouder) daarvan op de hoogte.

De Raad voor de Kinderbescherming betaalt niet voor informatie

Het komt voor dat door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) benaderde informanten betaling verlangen voor het verstrekken van hun informatie over kinderen/ouders.

Om misverstanden te voorkomen heeft de RvdK het standpunt ingenomen dat informanten niet betaald worden voor het verstrekken van noodzakelijke informatie om de bescherming en de ontwikkeling van kinderen goed te kunnen beoordelen. Dit geldt bij elke bemoeienis van de RvdK. Hiervoor zijn een aantal redenen.

De RvdK wil voorkomen dat er twijfel kan ontstaan aan de onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en integriteit van de raadsmedewerkers en de organisatie doordat er betaald wordt voor informatie.

Ook spreekt de RvdK professionele informanten aan op de wettelijke, gezamenlijke, verantwoordelijkheid voor de veiligheid en de ontwikkeling van kinderen. Met name is de Wet Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, waarin de kindcheck is opgenomen, van toepassing. De kindcheck (gestandaardiseerde controle of een cliënt verantwoordelijk is voor de verzorging en opvoeding van een of meer minderjarigen, met het oog op de veiligheid van hen) geldt in de praktijk voor alle beroepsgroepen aan wie de RvdK doorgaans informatie verzoekt. Deze zorgplicht, waartoe verstrekken van informatie aan onder meer de RvdK kan horen, is een regulier onderdeel van het werk van deze beroepsgroepen.

En daarnaast wil de RvdK waken voor rechtsongelijkheid. Een situatie waarbij de ene informant wel betaald krijgt en de andere niet, is ongewenst. Dat zou rechtsongelijkheid voor informanten betekenen, maar ook voor kinderen/ouders. Het valt niet goed uit te leggen waarom voor informatie betreffende een bepaald kind of ouder wel betaald wordt en voor een ander niet.