Kind adopteren uit het buitenland
Om een kind uit het buitenland te kunnen adopteren is toestemming nodig van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert over de geschiktheid van een aanvrager om een kind uit het buitenland te adopteren. Daarvoor doet de RvdK onderzoek naar zijn thuis- en leefsituatie.
Interlandelijke adoptie
Het onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid dat specifiek bezig is met interlandelijke adoptie is de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden. De Centrale autoriteit voert het Haags Adoptieverdrag uit en zorgt zo:
- dat de procedure van interlandelijke adoptie zorgvuldig verloopt
- dat de adoptie in het belang van het kind is.
Stap voor stapWat is de procedure om toestemming te krijgen voor adoptie van een kind uit het buitenland?
Stappen

Voor adoptie van een kind uit het buitenland is toestemming nodig van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het aanvraagformulier hiervoor staat op de website Adoptie.nl van de Adoptievoorzieningen (onderdeel van stichting Fiom). Adoptievoorzieningen toetst of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden uit de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Zo mag de aanvrager bijvoorbeeld niet ouder zijn dan 45 jaar. In bijzondere situaties zijn op deze regel uitzonderingen mogelijk.
Adoptievoorzieningen houdt informatie- en voorlichtingsbijeenkomsten over wat adoptie betekent voor het kind en voor de adoptieouders. De aanvrager is verplicht naar deze bijeenkomsten te gaan. Aan de bijeenkomsten zijn kosten verbonden. De bedragen staan op Adoptie.nl.
Het ministerie van Justitie en Veiligheid vraagt advies over de aanvraag aan de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt of de aanvrager geschikt is als adoptieouder. De raadsonderzoeker kijkt naar de sterke kanten, die het kind bescherming zullen bieden, en naar mogelijke risico's voor het kind in het aankomend gezin. Het onderzoek bestaat uit:
- Gesprekken
De raadsonderzoeker stelt vragen over kinderwens, motivatie, relatie, andere kinderen, godsdienst, inkomen en sociaal netwerk. Hij vraagt ook naar het levensverhaal van de aanvrager: hoe heeft hij zijn opvoeding ervaren, hoe heeft hij bijzondere gebeurtenissen verwerkt en welke invloed hebben deze ervaringen op opvoedvaardigheden. - Gezondheidsverklaring
De raadsonderzoeker vraagt om een gezondheidsverklaring. Die verklaring moet door een onafhankelijke arts zijn afgegeven, dus niet door de huisarts van de aanvrager. Het is belangrijk dat een adoptiekind een stabiel thuis krijgt. Gezondheidsklachten of een handicap van de aanvrager kunnen veel aandacht vragen. Dit kan een risico vormen voor het kind. - Onderzoek naar strafbare feiten
De raadsonderzoeker kijkt of de aanvrager strafbare feiten heeft gepleegd sinds zijn 12e jaar. Hiervoor vraagt hij een uittreksel op uit het Justitieel Documentatie Systeem. Bij strafbare feiten bekijkt de raadsonderzoeker of deze een risico vormen voor een adoptiekind. - Psychologische test
Als de aanvrager 42 jaar of ouder is, mogen er volgens de wet geen risicofactoren meer zijn. Een extra onderdeel van het raadsonderzoek is dan een psychologische test.
Het besluit om een kind van een ander te willen verzorgen, opvoeden en adopteren moet een weloverwogen keuze zijn. Als blijkt dat de aanvrager vruchtbaarheidsbehandelingen ondergaat of zwanger is, dan wacht de raadsonderzoeker met het onderzoek. De raadsonderzoeker wil na de behandelingen of de zwangerschap weten of de aanvrager nog steeds voor adoptie kiest.
De raadsonderzoeker sluit het onderzoek af met een rapport. De aanvrager mag dit rapport inzien, maar ontvangt geen exemplaar. Als de raadsonderzoeker het rapport met de aanvrager doorneemt, dan kan de aanvrager feiten die niet juist zijn laten aanpassen.
Het gezinsrapport beschrijft of de aanvrager een adoptiekind een veilige en stabiele omgeving kan geven. Ook staat er of de aanvrager geschikt is om een adoptiekind op te voeden dat speciale zorg nodig heeft. De raadsonderzoeker geeft daarbij een positief of negatief advies over adoptie van een buitenlands kind.
De Raad voor de Kinderbescherming stuurt het gezinsrapport met het advies naar de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
De Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden besluit of de aanvrager toestemming krijgt voor buitenlandse adoptie. Een positief besluit heet beginseltoestemming.
De beginseltoestemming is 4 jaar geldig. Als de aanvrager de toestemming langer nodig heeft, kan hij na 3,5 jaar een verlenging aanvragen. De Raad voor de Kinderbescherming doet dan opnieuw onderzoek, want in een paar jaar kan veel veranderen.
Als de aanvrager geen toestemming krijgt, kan hij hiertegen bezwaar maken.
Met de beginseltoestemming kan de aspirant-adoptieouder contact opnemen met een organisatie die een vergunning heeft om te bemiddelen bij interlandelijke adoptie. Een organisatie krijgt deze vergunning van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
De contactgegevens van alle vergunninghouders staan op Adoptie.nl. Hier staat ook een overzicht van de landen waarvoor zij bemiddelen.