Raadsonderzoeker Margot: 'Ik wil graag dat ouders voelen dat ze respectvol zijn benaderd.'

'De ideale baan? Dat is een baan waar je jezelf kunt blijven uitdagen', vertelt Margot de Vries. Zij koos al vroeg bewust voor de wereld van de jeugdzorg. Relevant werk, interessant ook. Van een melding over een verwaarloosd kind tot een ernstig conflict in een gezin. Via een omweg kwam ze uiteindelijk bij de Raad voor de Kinderbescherming terecht.

De rechter of de officier van justitie kan een jongere als straf een taakstraf geven. Een taakstraf helpt een jongere om niet in herhaling te vallen én draagt bij aan zijn ontwikkeling. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) coördineert de taakstraf. 'Ik maak me sterk voor een opvoedkundig gezien passende taakstraf.'

Margot de Vries

Na haar opleiding startte ze als onderzoeker bij het Advies & Meldpunt Kindermishandeling. Daarna werkte ze vier jaar bij Veilig Thuis in de Zaanstreek. Maar toen haar zoontje werd geboren, besloot Margot haar baan op te zeggen. 'Ik wilde graag dichterbij huis aan het werk en ik wilde een keer iets anders dan huiselijk geweld en kindermishandeling.' Ze ging in 2018 aan de slag als toezichtshouder Wmo zorg bij de gemeente Hoorn.

Kort betrokken bij een gezin

Maar ze miste de jeugdzorg, de uitdagingen in het werk. Toen na ruim twee jaar een vacature bij de Raad voor de Kinderbescherming in Alkmaar voorbij kwam voor raadsonderzoeker, besloot ze te solliciteren. 'Ik wist dat ik niet blij werd van lange trajecten met gezinnen. Als raadsonderzoeker ben je kort betrokken bij een gezin. Je onderzoekt of een maatregel noodzakelijk is en vervolgens verdiep je je in een volgende zaak. Dat maakt het werk heel veelzijdig. Ook de onderzoeken verschillen: kinderbeschermingsmaatregelen kende ik zijdelings als verwijzer al, maar ik ben nu ook bezig met strafonderzoeken. Dat is voor mij nieuw en ook heel interessant.'

Begeleiding van nieuwe collega’s

De RvdK zet stevig in op een goede begeleiding van nieuwe collega’s, merkte Margot al snel. Een ervaren collega hielp haar haar weg te vinden binnen de organisatie en het werkveld. 'Met die inwerker heb je structureel contact.' Ook heeft ze een mentor, waar ze terecht kan met allerlei vragen. 'Zoals: zit je nog op je plek? Hoe gaat het binnen het team? Maar ook heel praktisch: hoe werkt het systeem, wat zijn de procedures?' Daarnaast overlegt ze om de twee weken met haar collega’s. 'We bespreken de caseload, om zo ook een beetje feeling te houden met elkaar.'

Stevig in de schoenen staan

In de regio Kennemerland krijgt ze als raadsonderzoeker regelmatig te maken met gezinnen uit Oost-Europa, met vechtscheidingen en conflicten over gezag- en omgangsregelingen. Met pubers die niet thuis kunnen blijven wonen, met jongeren met psychische klachten. Het werk is vrij gekaderd, vertelt ze. 'Je weet wat je moet doen, maar je moet wel stevig in je schoenen staan. Je krijgt met ernstige situaties te maken. Maar ook moet je kunnen reflecteren op je eigen handelen. Willen kijken of je het een volgende keer beter anders kan aanpakken.'

Geen lopendebandwerk

In de afgelopen maanden besefte Margot meer dan eens dat haar werkzaamheden niet gezien kunnen worden als ‘lopendebandwerk’. 'Als raadsonderzoeker kun je wel snel een nieuw onderzoek oppakken, maar je moet niet vergeten dat je een enorme impact op gezinnen hebt. Zij zullen je niet snel vergeten. Ik doe nu ook zaken met gezagsbeëindiging. Vaak zijn de kinderen dan al uit huis geplaatst, is er al jarenlang sprake van een ondertoezichtstelling. En dan verdwijnt ook nog het gezag. Dat is echt het laatste wat ouders voor hun gevoel nog hebben.

Dus ik probeer de cliënten zo te behandelen als ik zelf behandeld zou willen worden. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar ik ben me daar wel extra bewust van. Veel ouders ervaren het proces bij de RvdK als negatief, maar ik wil toch graag dat ze voelen dat ze respectvol zijn benaderd.'

Jongeren vooruit helpen

Hoe dat er in de praktijk eruit ziet? 'Dat begint met een transparante grondhouding', vervolgt ze. 'Dat je duidelijk bent over je rol, wat ze van je kunnen verwachten. Wat je voor hen kunt doen en wat niet. Je vertelt wanneer je bereikbaar bent, zodat ze niet in de stress zitten als je een keer niet de telefoon opneemt.'

Ze herinnert zich nog de eerste keer dat een ondertoezichtstelling, waar zij om had verzocht, werd uitgesproken. 'Je wilt iets in beweging zetten dat uiteindelijk positief voor het kind zal uitpakken. Ook als de ouders dat meestal niet zo zien. Het is fijn te weten dat je er als raadsonderzoeker dan niet alleen voorstaat. Een rapport schrijf je weliswaar in je eentje, maar je betrekt ook een gedragswetenschapper, soms ook een collega of een jurist erbij. Zodat je niets over het hoofd ziet nadat je de gezinsleden hebt gesproken. En ook om te bespreken welke hulpverlening en doelen een jongere echt vooruit kunnen helpen.'