Raadsonderzoeker Tamara: 'Je kijkt naar wat een kind echt nodig heeft. En hoe je dat mogelijk kunt maken.'
Nog maar een jaar werkt Tamara van der Baan als raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming. Om je werk goed te kunnen doen, is verbinding voelen met je collega’s een belangrijke randvoorwaarde, vindt Tamara. Zodat je kunt overleggen over hoe recht te doen aan kinderen in vaak complexe situaties. Of om even je hart te luchten.
Geen dag is hetzelfde, vertelt Tamara. 'Je bent de baas over je eigen agenda en je hebt een eigen caseload. Je overlegt met gedragswetenschappers, leest en schrijft rapporten en spreekt ouders en kinderen.' Dynamisch werk, druk ook.
Maar het allerbelangrijkste blijft dat je als raadsonderzoeker naast het kind blijft staan, vindt Tamara. 'Wat mij veel voldoening geeft, is het besef dat je telkens probeert een kind in z’n kracht te zetten. Dat wordt vaak vergeten als er veel conflicten zijn.'

Objectieve blik nodig
Tamara vertelt dat ook de bejegening van de ouders belangrijk is, dat zij zich gehoord moeten voelen. 'Anders kom je niet tot een goed oordeel en advies. Je benadrukt het gezamenlijk belang: dat het goed gaat met het kind.' Maar tegelijkertijd moet je als raadsonderzoeker wel kritisch durven zijn, vervolgt ze. Ook al willen ouders zo’n boodschap liever niet horen.
Zoals de zaak over een meisje dat knel zat tussen haar ouders die verwikkeld waren in een vechtscheiding. 'Je zag dat het kind behoefte had aan contact met haar vader, maar zij was in een groot loyaliteitsconflict terechtgekomen. Dan kijk je als raadsonderzoeker naar wat zij écht nodig heeft. En hoe je dat mogelijk kunt maken. We adviseerden een omgangsregeling. Een kind kan door de situatie zelf niet aangeven daaraan behoefte te hebben, daar zet jij je dus voor in.'
Kortdurende trajecten
Tamara begon haar loopbaan als begeleider op een woongroep met kinderen die niet meer thuis konden wonen. Daarna ging ze aan de slag als pleegzorgbegeleider. 'Daar merkte ik dat ik het liefst bezig was met kortdurende trajecten. En dat doe je bij de Raad voor de Kinderbescherming.'
Ook het feit dat onderzoek standaard deel uitmaakt van de werkzaamheden, trok haar. 'Dus toen ik een vacature bij het team in West-Friesland zag, ben ik daarvoor gegaan. Ook al was dat niet meteen in de buurt.'
Weer veilig
Een jaar is Tamara in de regio Alkmaar werkzaam als raadsonderzoeker. Ze wordt ingewerkt op kinderbeschermingsonderzoeken. Buigt zich over de vraag of een maatregel nodig is, van een ondertoezichtstelling, een machtiging uithuisplaatsing of een gezagsbeëindigende maatregel. 'Wat is nodig, zodat een kind zich weer veilig en goed kan ontwikkelen? Die vraag stel ik mij bij elke zaak.'
En recent is ze begonnen met strafrechtonderzoeken, waarin ze kijkt welke straf past bij een jongere die een delict heeft begaan.
‘Goed genoeg ouderschap’
De dossiers op haar bureau zijn meestal geen gemakkelijke. En dat brengt wel eens dilemma’s met zich mee. 'Wat ik het moeilijkste in mijn werk vind, is om te beoordelen wanneer er sprake is van ‘goed genoeg ouderschap’. Schulden, conflicten: er zijn genoeg situaties waardoor iemand minder beschikbaar is voor een kind. Maar betekent dat dan ook dat er een maatregel nodig is? Die afweging maken vind ik soms lastig.'
Even je hart luchten
Onderzoeken voert Tamara zelf of samen met een collega uit. Maar nooit staat ze er alleen voor. 'Aan het begin en het einde van een traject overleg je met de gedragsdeskundige en waar nodig kun je ook een juridisch deskundige bij je onderzoek betrekken. Ze denken altijd met je mee.
Wat ook helpt: kennis kan zij bijspijkeren bij de Academie, het opleidingsinstituut binnen de Raad. 'Van het schrijven van specifieke rapporten tot een cursus over ontwikkelingspsychopathologie.'
'Bij de Raad voor de Kinderbescherming word je goed ingewerkt', vertelt ze. 'In het begin van je inwerktraject heb je elke twee weken een gesprek over hoe het gaat. Waar je tegenaan loopt.' Haar team en mentor spelen daarin een essentiële rol. Een team dat ze omschrijft als ‘heel warm’ en ‘met mensen die zorg willen dragen voor elkaar’. 'Je ervaart echt een gevoel van verbinding. Ondanks de werkdruk wordt er tijd vrijgemaakt om te kijken hoe het met je gaat. Of extra ondersteuning nodig is. Door die verbinding pak je sneller de telefoon om je hart even te luchten of te vragen: ‘wat zou jij doen’? Dat is echt fijn werken.'