Annette Roeters, afzwaaiend algemeen directeur Raad voor de Kinderbescherming

Annette Roeters leidde als algemeen directeur de Raad voor de Kinderbescherming door een ingrijpende stelsel- en organisatiewijziging. Vanaf 1 januari geeft zij het stokje over aan Herke Elbers. We kijken met Annette terug op de afgelopen vijf jaar en vragen nog een keer naar haar visie. ‘Rozen verwelken, schepen vergaan, relaties komen en gaan, maar ouderschap blijft bestaan.’

‘We moesten terug naar de waarden waarom we hier werken’

Annette Roeters

Annette Roeters heeft haar loopbaan niet cadeau gekregen. In haar dorp was ze de eerste boerendochter die doorstudeerde. Het feit dat ze alleenstaande moeder was, hield haar niet tegen om haar studie met succes af te ronden. En vervolgens carrière te maken in de publieke sector. Aanvankelijk in topfuncties in het onderwijs en als laatste als algemeen directeur bij de Raad voor de Kinderbescherming. Dat was een pittige klus. Want ze kwam bij deze organisatie vlak na de overgang van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg van de rijksoverheid naar de 393 gemeenten (1 januari 2015). Hiervoor was een ingrijpende organisatiewijziging nodig. Om goed aan te sluiten op de nieuwe situatie, was het nodig dat de Raad voor de Kinderbescherming zich meer naar buiten ging richten en dat medewerkers meer eigen verantwoordelijkheid gingen dragen. Enkele managementlagen verdwenen en de organisatie ging zelforganiserend werken. Met Annette als onvermoeibare aanjager.

Was de grote uitdaging van de functie, direct na de stelselwijziging, dé reden waarom je hier algemeen directeur wilde worden?

“Nee. Ik viel op de vacature omdat het hier om concrete levens van kinderen gaat. De missie is: kinderen helpen. Om daar voeling mee te houden, heb ik zelf meegewerkt op de werkvloer. Dat gaf mij ook het gevoel dat ik wist waarover ik het had. Organisaties moeten niet een te strikt gescheiden boven- en onderwereld hebben.” 

Wat heb je bij je medewerkers gezien?

“Ik heb gezien hoe medewerkers werken en tegen welke problemen zij aanlopen: werkdruk door consultaties naast eigen taken. Meldingen waar veel werk uitkomt. Omgang met niet meewerkende ouders. En soms belanden in bedreigende situaties…” 

Op de werkvloer kon je ook zien hoe jullie besluiten over het veranderen van de organisatie vielen. Wat merkte je?

“Ik heb geleerd dat je als directie vrijwel nooit genoeg communiceert. De gevolgen van zoiets als zelforganisatie zijn lastig te begrijpen voor medewerkers. Het was nodig om veel beter uit te leggen wat we daar precies mee bedoelden. Wat betekent dat voor de mensen? Welke gevolgen heeft dat bijvoorbeeld voor de functioneringsgesprekken?”

Met de organisatiewijziging zijn er nogal wat managementfuncties verdwenen, zoals regiodirecteuren en teamleiders. Hoe fundamenteel is de verandering?

“De Raad heeft een rijke traditie met verschillende zelfstandige locaties in het land, maar door de centralisering binnen de rijksoverheid verdween de couleur locale voor een groot deel. De overheid wilde steeds meer als een bedrijf opereren waardoor productie halen op één kwam te staan. We moesten terug naar de waarden waarom we hier werken. En onze professionals moesten het stuur weer in handen krijgen. Dat waren nogal wat stappen tegelijk.”

Hoe moeilijk is het geweest?

“Het werk op zich is al zwaar. Het gaat om de ergste problemen met kinderen, de kwetsbaarste mensen. Om dan daarnaast ook nog met je organisatie om te moeten zonder dat je een duidelijke landkaart hebt, is dubbel zwaar. Dat heeft veel mensen gefrustreerd.”

In hoeverre zijn jullie in de organisatiewijziging geslaagd?

“Het ons in gebieden organiseren is redelijk goed gegaan. Maar de zelforganisatie is enorm wennen in een organisatie die daarvoor volledig van bovenaf werd geleid. En het is ook nog niet op alle locaties gelukt.”

Ook vanuit de overheid hebben jullie de nodige scepsis ontmoet…

“Ook voor hen was het wennen. Zelforganisatie is atypisch voor ministeries die nog hiërarchisch zijn ingericht.”

Jullie hebben kritiek gehad op jullie groeiende wachtlijst. Vond je de kritiek terecht?

"Een belangrijke denkfout is de veronderstelling dat je kunt sturen op basis van één getal. Bij ons is dat het saldo op de wachtlijst. Dit is lang gerapporteerd als hét cijfer dat onze stand van zaken weergaf.”

Maar het is toch wel terecht dat de Raad wordt gewezen op het risico dat kinderen lang moeten wachten?

“Door te veel te focussen op dat wachtlijstgetal is uit het oog verloren dat onze mensen er alles aan doen om de kindveiligheid te handhaven. Wij hebben daar zicht op. Vijftien procent van onze gevallen zijn spoedgevallen. Die zaken pakken wij direct op. Bij andere zaken gaan we nauwkeurig na wie uit het oogpunt van veiligheid het eerste onze hulp nodig hebben. Die waarde zijn we altijd blijven dienen.”

Vanwege de enorme problemen in de jeugdzorg, wil het kabinet nu weer naar een meer gecentraliseerde aanpak. Het lijkt erop dat enkele verantwoordelijkheden van gemeenten naar de 42 jeugdzorgregio’s gaan. Een goede zaak?

“Deze stelselwijziging heeft tijd nodig. Ik zou geduldig zijn en niet zo snel weer in het stelsel ingrijpen. Het is een kapitale fout geweest om tegelijk met het onderbrengen van de jeugdzorg bij gemeenten in 2015 ook te gaan bezuinigen. Gemeenten zijn verantwoordelijk gemaakt. Veel wethouders voelen deze verantwoordelijkheid en pakken haar ook. Ze werken bijvoorbeeld samen met andere wethouders bij de inkoop van zorg. Je moet je afvragen of je die verantwoordelijkheid dan weer elders moet beleggen. Dat kan ervoor zorgen dat die gemeenten zich minder betrokken gaan voelen.”

Heb jij zelf ooit getwijfeld over de zelforganisatie bij de Raad voor de Kinderbescherming?

“Nee. Meer eigen verantwoordelijkheid kan helpen om de wachtlijst weg te werken. Dat begin je nu ook te merken. We deden in 2018 meer onderzoeken met dezelfde hoeveelheid mensen dan het jaar daarvoor.”

Ik begrijp van collega’s van jou dat de openheid over de wachtlijsten best bijzonder is geweest…

“Ik geloof in een kwetsbare opstelling. De overheid snakt naar meer openheid, ook over wat niet goed gaat. Dat helpt om beter samen te werken aan de oplossing van een probleem. Toen we in 2016 aanliepen tegen oplopende wachtlijsten besloot ik dit niet geheim te houden, wat tot dan toe vaak in de keten gebeurde. In plaats daarvan gooide ik het open. Dit had tot gevolg dat de Raad voor de Kinderbescherming de wind van voren kreeg, ook van ketenpartners die met hetzelfde probleem kampen. Toch was het een goede beslissing. De inspectie zegt nu: wachtlijsten in je eentje oplossen, werkt niet.”

Als je iets wilt oplossen moet je eerst erkennen dat er een probleem is…

“Inderdaad. In het verleden werden wachtlijsten soms ontkend of weggemoffeld. Via cosmetische oplossingen kun je doen of het probleem niet bestaat. Zo kun je zaken zogenaamd oppakken en ‘in je tas stoppen’ maar er vervolgens niets mee doen. Dan staan ze niet meer op de wachtlijst maar wordt er ook niet gewerkt aan die dossiers. Daar is niemand mee geholpen.”

Wat wil je nog afmaken, voor je vertrekt?

“Na het besluit om te stoppen, dacht ik: ik moet van alles gaan afmaken. Maar ik besefte al snel dat dit niet de juiste houding is. Het gaat erom dat ik het hier zo achterlaat dat de Raad zo goed mogelijk verder kan. In mijn laatste jaar heb ik vooral geprobeerd de beweging naar de nieuwe organisatie te versterken.” 

Je hebt je ook intensief beziggehouden met de maatschappelijke kanten van kinderbescherming. Wat zou je, nu je vertrekt, hierover nog willen meegeven?

“De focus in wet- en regelgeving mag van mij verschuiven van relaties naar het ouderschap. Het groeiende probleem van vechtscheidingen is vooral aangepakt met veel reparatiewerk rond relaties. Maar nu het verbreken van liefdesrelaties een nieuw normaal is geworden, kan de aandacht beter naar de band die wel onverbrekelijk is: die tussen ouder en kind. Rozen verwelken, schepen vergaan, relaties komen en gaan, maar ouderschap blijft bestaan.” 

Er is toch ook meer aandacht voor ouderschap, bijvoorbeeld in het advies van de Staatscommissie Herijking Ouderschap van Aleid Wolfsen?

“Dat gaat vooral over exceptioneel ouderschap: draagmoeders, samengestelde gezinnen en adoptie. Van mij mag het meer gaan over ouderschap in het algemeen.”

Je zou meer nadruk op het ouderschap in de wet bepleiten?

“Dat niet alleen. Want veel staat ook al in de wet. Vooral de kennis over wat ouderschap inhoudt, mag worden vergroot. De overheid mag daar meer over zeggen. Mensen moeten leren wat het betekent als je ouder bent. Welke rol mag dan van ouders worden verwacht? Als we dat met zijn allen beter weten, kunnen we elkaar er ook beter op aanspreken, bijvoorbeeld bij een scheiding.”

Het lijkt alsof je nog niet helemaal klaar bent met dit thema….

“Misschien ga ik over ouderschap nog een stuk schrijven.” 

Wat ga je eigenlijk nog meer doen na je pensioen?

“Het wordt een nieuwe periode die ik nieuwsgierig inga. Vanaf 1 januari zullen in mijn leven familie, vrienden en liefde centraal komen te staan; misschien de dingen waar ik door mijn werk wat te weinig aan toe ben gekomen. Dankzij het werk hier besef je natuurlijk eens te meer hoeveel je in je eigen directe omgeving voor anderen kunt betekenen.”