Vandaag heeft de Commissie Onderzoek Binnenlandse Afstand en Adoptie het rapport ‘Schade door Schande’ overhandigd aan staatsecretaris Teun Struycken. Het betreft een onderzoek naar de geschiedenis van binnenlandse afstand en adoptie tussen 1956 en 1984. En de gevolgen ervan voor alle betrokkenen.
Monique Schippers, algemeen directeur Raad voor de Kinderbescherming: “In de periode 1956-1984 zijn er in Nederland duizenden pasgeboren kinderen afgestaan. Vaak waren dit kinderen van jonge, ongehuwde vrouwen en meisjes die geen kans zagen of kregen om het kind bij zich te houden. Met de ogen van vandaag zien we de maatschappelijke impact en het leed dat afstandsmoeders, hun kinderen en andere direct betrokkenen als gevolg hiervan (hebben) ervaren. Leed dat niet kan worden weggenomen, maar dat wel erkenning, betrokkenheid en medeleven verdient. Om te begrijpen hoe dit destijds is gegaan, is het goed dat de geschiedenis van afstand en adoptie in Nederland in de periode 1956-1984 nu zorgvuldig is beschreven. Het getuigt van moed dat de afstandsmoeders, afgestanen en vaders, hun vaak verborgen leed hebben gedeeld. Voor de manier waarop de Commissie de Winter het onderzoek heeft uitgevoerd, hebben we grote waardering.”
Zelfreflectie
Het rapport roept op tot zelfreflectie van alle betrokken organisaties op het verleden. Wij zullen de inhoud van het onderzoek en de aanbevelingen dan ook zorgvuldig bestuderen.
Van toen naar nu
De manier waarop de Raad voor de Kinderbescherming zijn taak uitoefent is altijd mede ingebed in de op dat moment heersende normen en waarden. Monique Schippers: “In die zin is ons werk altijd tijd- en contextgebonden. Ook de manier waarop in de samenleving over afstand en adoptie wordt gedacht, veranderde mee met de tijd.”
Wanneer een moeder (soms samen met de vader) vandaag de dag overweegt om afstand te doen van een kind, is er altijd hulpverlening voor hen beiden voorhanden. In de afstandsprocedure is het van groot belang dat met afstandsouders alle mogelijkheden en keuzes worden verkend. Daarbij benadrukken de ketenpartners het belang voor het kind om zoveel mogelijk te weten over zijn of haar achtergrond. Ook de mogelijkheid om indien mogelijk contact te hebben - tijdens het opgroeien van het kind of later - wordt besproken. Daarnaast is er tegenwoordig veel aandacht voor het bewaren van afstammingsinformatie. Een procedure van afstand doen duurt minimaal 15 maanden, de moeder kan tot aan het moment dat de adoptie is uitgesproken terugkomen op haar beslissing.
Bescherming van rechten
De samenleving is veranderd, daarbij is de rechtsbescherming vandaag de dag beter gewaarborgd. Zo zijn er procedures rondom uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging waarin gratis rechtshulp wordt geboden. Dit geldt ook bij afstand.
Afstand en adoptie
De Raad voor de Kinderbescherming ziet jaarlijks circa 40 tot 50 moeders (soms samen met de vader) met het voornemen om afstand te doen van hun kind. In circa 15 tot 25 gevallen per jaar leidt dit uiteindelijk tot een adoptie. Lang niet alle afstandsprocedures eindigen dus in een adoptie. Vaak wordt er een andere oplossing gevonden, bijvoorbeeld wanneer de moeder (soms samen met de vader) toch - vaak met hulp - zelf voor het kind kan zorgen. Of het kind kan opgroeien bij een ander familielid of iemand uit het netwerk. Ook is het mogelijk dat er niet voor adoptie wordt gekozen, maar voor langdurige pleegzorg.