IGJ: Communicatie en samenwerking bij feitenonderzoek uithuisplaatsingen moet beter

Bij het uitvoeren van feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen rond gedwongen uithuisplaatsingen, kan en moet de samenwerking en communicatie met ouders en kinderen beter. Dat constateert de Inspectie Volksgezondheid en Jeugd (IGJ) in haar rapport; ‘Kwaliteit van feitenonderzoek rond machtigingen bij gedwongen uithuisplaatsingen’.

De Inspectie Volksgezondheid en Jeugd (IGJ) staat in haar rapport uitvoerig stil bij de knelpunten in het stelsel en de gevolgen daarvan voor zowel het werk van de RvdK en gecertificeerde instellingen (GI’s) als voor de betrokken ouders en kinderen.

Het beeld dat de inspectie schetst van de huidige context waarin de RvdK opereert is herkenbaar. Doordat passende hulp te weinig of zelfs niet beschikbaar is en de arbeidsmarkt in de jeugdzorg te kampen heeft met een hoog verloop en krapte, zijn de omstandigheden waarin de RvdK momenteel zijn werk moet doen – waaronder ook zorgvuldig feitenonderzoek – complex en uitdagend.

Over deze omstandigheden en het gebrek aan passende jeugdhulp heeft de RvdK samen met andere partijen in de jeugdzorg onlangs nog aandacht gevraagd in een gezamenlijke brief.

Professionele invulling

Binnen deze complexe en uitdagende omstandigheden geven de medewerkers van de RvdK professioneel invulling aan het uitvoeren van feitenonderzoek bij uithuisplaatsingen, constateert de IGJ. Daarbij hanteert de Rvdk heldere procedures en werkt conform de bestaande kwaliteitskaders.

Een beslissing over de aanvraag voor een machtiging uithuisplaatsing wordt in de regel genomen op basis van zorgvuldig feitenonderzoek en een duidelijke en navolgbare rapportage. De RvdK, zo constateert de IGJ, kijkt vanuit een multi-disciplinair perspectief naar het belang van het kind binnen de context van de gezinssitusatie. Ouders ervaren de RvdK als een onafhankelijke partij.

Tegelijkertijd constateert de IGJ dat de kwaliteit van het feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen bij gedwongen uithuisplaatsing voor verbetering vatbaar is.

Als rode draad voor verbetering ziet de inspectie een betere samenwerking met ouders en kinderen in het gehele traject. Ook kunnen ouders en kinderen door de Rvdk meer betrokken worden bij de besluitvorming. Individuele ouders en kinderen voelen zich niet altijd serieus genomen of echt begrepen in hun behoeften.

Actiever betrekken ouders en kinderen

In de samenwerkingsrelatie met ouders en kinderen heeft de RvdK de afgelopen jaren al forse stappen gezet en het rapport is een extra reden om daar slagvaardig mee door te gaan.  Er worden bijvoorbeeld steeds meer zogenaamde netwerkberaden gehouden. Dit is een gezamenlijk overleg met de ouders, kinderen, het sociale netwerk en betrokken professionals, om transparant belangrijke beslissingen te nemen.

Ook investeert de RvdK in het versterken van de cliëntenparticipatie en wordt onderzocht hoe reacties van ouders en kinderen beter verwerkt kunnen worden in de rapportages.

Gezonde ontwikkeling en veilige omgeving

Het uitvoeren van (feiten)onderzoek is de kern van het werk van de RvdK en met de aanbevelingen van de IGJ gaat de RvdK dan ook voortvarend aan de slag. 

Want ieder kind dat  te maken krijgt met een eventuele gedwongen uithuisplaatsing heeft recht op een onafhankelijk advies. Een advies dat het meest kans geeft op een gezonde ontwikkeling in een veilige omgeving voor het betreffende kind.

Nuancering maatschappelijk beeld

De IGJ heeft de kwaliteit van het feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen onderzocht van rond de 45 gedwongen uithuisplaatsingen verspreid over het land die in 2021 hebben plaatsgevonden.

De uithuisplaatsingen heeft de IGJ geselecteerd uit het totale aantal van 3.301 nieuwe gedwongen uithuisplaatsingen in 2021 in Nederland. Het betrof zowel situaties waarbij kinderen tegen hun wens en of/ de wens van ouders uit huis zijn geplaatst, als situaties waarbij zij het eens waren met de uithuisplaatsing.

De inspectie nuanceert met dit onderzoek het maatschappelijke beeld dat uithuisplaatsingen voornamelijk (jonge) kinderen betreffen, die door een enkele aanleiding bij de ouders worden weggehaald en in een instelling terechtkomen.

Uit de cijfers blijkt dat de piek van uithuisplaatsingen bij oudere jeugdigen (16/17 jaar) ligt en een plaatsing in het eigen netwerk van het gezin het vaakst voorkomt. Bij de uithuisplaatsingen die de IGJ heeft onderzocht, is altijd sprake van meervoudige problematiek in het gezin op meerdere leefgebieden.