Een ondertoezichtstelling is een maatregel van kinderbescherming. De kinderrechter beslist of deze maatregel nodig is.
Een ondertoezichtstelling is een vorm van gedwongen hulp. Een kind krijgt dan een gezinsvoogd (ook wel jeugdbeschermer genoemd) toegewezen voor de periode van maximaal één jaar. Soms gaat het om meer kinderen in een gezin. De ouders zijn verplicht mee te werken aan de adviezen en aanwijzingen van de gezinsvoogd die werkt bij een Gecertificeerde Instelling.
De gezinsvoogd geeft adviezen over de opvoeding en zet specifieke hulp in. Ouders houden wel het gezag over hun kind en blijven daarmee zelf verantwoordelijk voor het kind.
Begeleidingsplan
De gezinsvoogd maakt een begeleidingsplan en maakt afspraken met het kind en de ouders over hoe ze de doelen kunnen bereiken. De voogd kijkt daarbij naar:
- hoe zij zelf denken dat ze de problemen kunnen oplossen
- wie uit het netwerk rondom het gezin hierbij zouden kunnen helpen
- welke hulp ze nodig hebben van hulpverleners
Belangrijke beslissingen over het kind nemen de ouders samen met de gezinsvoogd.
Meestal thuis
Gezinnen en kinderen krijgen de hulp van de gezinsvoogd meestal thuis. Als de hulpverlening thuis onvoldoende is om de ontwikkelingsbedreiging voor het kind weg te nemen, kan het nodig zijn om hulp buiten het gezin te bieden in de vorm van een uithuisplaatsing.
Voorlopige ondertoezichtstelling
Een voorlopige ondertoezichtstelling is een bijzondere vorm van ondertoezichtstelling. De situatie van een kind kan zo ernstig of bedreigend zijn dat het nodig is om direct in te grijpen zonder uitgebreid onderzoek. Het kind krijgt dan nog dezelfde dag een gezinsvoogd. De voorlopige ondertoezichtstelling duurt maximaal drie maanden. De voorlopige ondertoezichtstelling gaat vrijwel altijd gepaard met een uithuisplaatsing.
Hulpverleners die merken dat vrijwillige hulp niet genoeg is voor kinderen en ouders, kunnen de Raad voor de Kinderbescherming vragen om te onderzoeken of een maatregel van kinderbescherming nodig is. De Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt de situatie. Als de Raad voor de Kinderbescherming een ondertoezichtstelling nodig vindt, dan vraagt de Raad voor de Kinderbescherming dat aan de rechter. De rechter neemt het besluit of er inderdaad een ondertoezichtstelling komt. De gezinsvoogd die het kind en het gezin gaat helpen, gebruikt het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming voor het begeleidingsplan.
De Raad voor de Kinderbescherming geeft in bepaalde gevallen advies over verlenging van een ondertoezichtstelling. De Raad voor de Kinderbescherming toetst daarnaast altijd de beslissing van de Gecertificeerde Instelling over beëindiging van een ondertoezichtstelling.
Rol bij voorlopige ondertoezichtstelling
Als direct ingrijpen nodig is voor het kind, vraagt de Raad voor de Kinderbescherming de rechter nog dezelfde dag om een spoedmaatregel. Meestal is dat niet alleen een voorlopige ondertoezichtstelling maar ook een spoeduithuisplaatsing. Voor een spoedmaatregel moet de Raad voor de Kinderbescherming duidelijke informatie leveren over de ernst van de situatie. De rechter bepaalt diezelfde dag of een voorlopige ondertoezichtstelling nodig is en houdt binnen 14 dagen een zitting om de mening van de ouders en het kind te horen.
De voorlopige ondertoezichtstelling duurt maximaal drie maanden. In die periode onderzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de situatie verder. Aan het eind van het onderzoek geeft de Raad voor de Kinderbescherming een advies aan de rechter. Deze bepaalt dan of de voorlopige ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing kan stoppen of een ‘gewone’ ondertoezichtstelling wordt voor maximaal één jaar.
De gezinsvoogd kan een verlengingsverzoek indienen bij de rechter als de voogd dat nodig vindt en de periode van ondertoezichtstelling bijna voorbij is. De rechter beslist over verlenging van maximaal één jaar. De Raad voor de Kinderbescherming heeft hierin geen taak.
De gezinsvoogd kan aangeven dat er geen gedwongen hulp meer nodig is. Dat kan aan het einde van de periode van ondertoezichtstelling of al eerder (tussentijds).
- Tussentijdse beëindiging: de gezinsvoogd wil de ondertoezichtstelling eerder stoppen. De voogd legt dit verzoek aan de kinderrechter voor. De Raad voor de Kinderbescherming heeft hier geen rol, omdat de kinderrechter meekijkt.
- Beëindiging bij afloop van de termijn: de gezinsvoogd wil de ondertoezichtstelling niet verlengen. Dit laat de voogd weten aan de Raad voor de Kinderbescherming. Een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming toetst of de problemen voldoende zijn opgelost en de maatregel inderdaad niet verlengd hoeft te worden.