Alle kinderen in Nederland hebben het recht om veilig te kunnen opgroeien. Wanneer een kind in gevaar is, onderzoekt de Raad voor de Kinderbescherming of sprake is van verwaarlozing of mishandeling. Soms is het nodig om inbreuk te maken op het recht van ouders en kinderen om ongestoord samen te leven. Wij kunnen de kinderrechter dan vragen een kinderbeschermingsmaatregel uit te spreken. Daarom is een goede rechtsbescherming voor ouders en kinderen belangrijk.
Een maatschappelijk dilemma
Theo Lodder, directeur van de Raad voor de Kinderbescherming zegt over rechtsbescherming: “De Raad voor de Kinderbescherming heeft de plicht om een maatregel te vragen bij de rechter als de ontwikkeling van een kind ernstig wordt bedreigd. Daarmee komen we op voor de rechten van het kind. Maar, we realiseren ons ook dat daarmee inbreuk wordt gedaan op het recht van ouders om hun kinderen naar eigen inzicht op te voeden en over hen te beslissen. Met een uithuisplaatsing raken we ook aan het recht van het kind om bij de ouders op te groeien. Dit zijn fundamentele rechten die in verdragen zoals EHRM en IRVK zijn vastgelegd. Daarom zijn we terughoudend, doen we eerst grondig onderzoek en worden onze verzoeken zorgvuldig getoetst door de rechter. Ons onderzoek is, waar mogelijk, gericht op het herstel van de band tussen ouders en kinderen. In het gesprek met ouders en kinderen én in ons rapport proberen we steeds duidelijk te maken wat daarvoor nodig is, zodat daar doelgericht aan gewerkt kan worden. Een uithuisplaatsing is altijd een laatste redmiddel, maar soms helaas onvermijdelijk om hardnekkige patronen van verwaarlozing of mishandeling te doorbreken.’’
Voordat wij een kinderbeschermingsmaatregel zoals ondertoezichtstelling (OTS) of uithuisplaatsing (UHP) verzoeken, voeren wij een zorgvuldig en onafhankelijk feitenonderzoek uit. Tijdens dit onderzoek worden de rechten en belangen van zowel het kind als de ouders evenwichtig en zorgvuldig gewogen. Rechtsbescherming is hierbij cruciaal: ouders kunnen te allen tijde bezwaar maken tegen besluiten en handelingen van overheidsinstanties en jeugdhulporganisaties. De rechter toetst vervolgens ons verzoek, wat waarborgt dat maatregelen op een rechtvaardige en zorgvuldige manier worden genomen. Daarnaast worden ouders en kinderen actief betrokken: zij worden gehoord, worden geïnformeerd over hun rechten en krijgen de mogelijkheid om deel te nemen aan de besluitvorming.
Wanneer de Raad voor de Kinderbescherming een melding over een gezin ontvangt, wordt eerst beoordeeld of een onderzoek noodzakelijk is. Deze meldingen komen vaak van hulpverleners, jeugdbeschermingsinstellingen, gemeenten of Veilig Thuis en gaan over ernstige zorgen zoals huiselijk geweld of verwaarlozing.
Binnen het vrijwillige kader kunnen ouders hulp krijgen bij wijkteams of andere instanties. Als vrijwillige hulp niet voldoende blijkt of wordt geweigerd, kan de Raad voor de Kinderbescherming in beeld komen. Dit kan leiden tot een kinderbeschermingsmaatregel, zoals ondertoezichtstelling (OTS) of uithuisplaatsing (UHP), die door de rechter wordt opgelegd.
“Wanneer wij een uithuisplaatsing verzoeken, willen we kinderen en ouders niet uit elkaar halen, maar wel een patroon doorbreken in het belang van de veiligheid van het kind. We kijken daarbij altijd in hoeverre contact tussen ouder en kind kan worden behouden of hersteld,” benadrukt algemeen directeur Theo Lodder.
Cijfers en trends kinderbeschermingsmaatregelen
In 2021 werd ongeveer 70% van de meldingen bij de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd door een raadsonderzoek. Hiervan leidde 68% tot een verzoek om een kinderbeschermingsmaatregel, zoals een ondertoezichtstelling (OTS), eventueel met een uithuisplaatsing (UHP), uit te spreken. Van de andere gezinnen blijkt uit onze gegevens dat 24% binnen een periode van ongeveer twee jaar opnieuw in beeld is gekomen voor een beschermingsonderzoek.
In Nederland wonen ongeveer 42.000 jongeren niet thuis, volgens cijfers van het CBS. Dit cijfer gaat niet alleen over jongeren die door een gedwongen maatregel ergens anders wonen. Het gaat ook om jongeren die bijvoorbeeld door een psychische aandoening jeugdhulp krijgen, of die tijdelijk bij familie, in een zorgboerderij of logeerhuis verblijven. Het aantal jongeren dat gedwongen uit huis is geplaatst, ligt rond de 9.000. Dit aantal is in de afgelopen jaren teruggelopen, onder andere door het feit dat wij, en gecertificeerde instellingen, minder verzoeken voor een uithuisplaatsing deden.
Vanaf 2018 is het aantal verzoeken voor kinderbeschermingsmaatregelen met 23% gedaald, van 16.804 naar 12.883. Het percentage afgesloten onderzoeken zonder maatregel bleef tussen 2021 en 2023 stabiel rond de 3.100 per jaar. Het rekest-ratio daalde van 72% (2015-2020) naar 64% in 2022, wat betekent dat relatief meer zaken zonder maatregel worden afgesloten (bron: DWH / BBIC / 20241017M100V01, peildatum: 16-10-2024).
In 2023 heeft de Raad voor de Kinderbescherming in totaal 1.951 keer een uithuisplaatsing verzocht. Dit omvat 1.864 gevallen van Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsingen en 87 directe gezag beëindigingen, die ook een uithuisplaatsing impliceren. Ter vergelijking: in 2017 ging het nog om ruim 2640 verzoeken. Hoewel dit een daling laat zien, zijn er ook zorgen. Soms wordt geen maatregel gevraagd omdat de juiste hulp niet beschikbaar is, waardoor kinderen in een onveilige situatie kunnen blijven.
Uit een onderzoek van de Erasmus Universiteit in 2022 blijkt dat kinderbeschermingsmaatregelen, zoals een ondertoezichtstelling (OTS), een positief effect hebben op gezinnen waar sprake is van kindermishandeling. In een studie onder 480 gezinnen bleek dat het percentage gezinnen waarin ernstig geweld voorkwam, na het opleggen van een maatregel daalde van 82% naar 47%. In een derde van de gevallen stopte kindermishandeling helemaal.
De Raad voor de Kinderbescherming gelooft sterk in de kracht van een onafhankelijke, landelijke organisatie die de noodzaak van kinderbeschermingsmaatregelen zorgvuldig en onafhankelijk onderzoekt en op basis daarvan een maatregel kan verzoeken aan de kinderrechter. Dit biedt namelijk de beste garantie voor de bescherming van de rechten van ouders, kinderen en eventuele andere betrokkenen. En dit waarborgt rechtsgelijkheid. Een onafhankelijk en deskundig onderzoek stelt ons in staat om beslissingen te nemen die het welzijn van het kind waarborgen en langdurige risico's doorbreken. Wij nemen onze verantwoordelijkheid serieus en vertrouwen op ons onafhankelijke en deskundig oordeel om de juiste verzoeken te doen en adviezen te geven.
Ook maken we ons zorgen over beslissingen die buiten ons bereik vallen, bijvoorbeeld bij beslissingen zoals perspectiefbesluiten, die niet langs de Raad voor de Kinderbescherming en de rechter gaan. Wij pleiten daarom voor een grotere betrokkenheid bij deze zaken, zodat wij ook hier een beschermende en controlerende rol kunnen vervullen.
Ons doel is helder: kundig onderzoek doen en meer regie voeren in de bescherming van kinderen die dat nodig hebben
In het boek ‘Een moeilijke jeugd’ zegt voormalig kinderrechter Anita Leeser het volgende: "Voor ik een kind uit huis plaatste, dacht ik altijd nog eens extra na over de gevolgen voor dat kind." In dit boek uit 2005 wordt beschreven hoe het met een aantal van de kinderen waarmee Anita Leeser als kinderrechter bemoeienis heeft gehad, gaat. In het boek is duidelijk zichtbaar hoe verwaarlozing vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven. Dit onderstreept het belang van een consistente en onafhankelijke rol van de kinderbescherming om deze patronen te kunnen doorbreken.
Wij zien het als onze verantwoordelijkheid om niet alleen te onderzoeken en adviseren, maar ook toezicht te houden op cruciale beslissingen die de veiligheid van een kind kunnen beïnvloeden. Consistent toezicht is essentieel om de bescherming van kinderen te versterken en de legitimiteit van genomen kinderbeschermingsmaatregelen ook na de uitspraak van de rechter regelmatig te toetsen. Dit geldt vooral in situaties waar (opnieuw) een afweging gemaakt dient te worden van verschillende, vaak tegenstrijdige, belangen, zoals bij perspectiefbesluiten en verlengingen van ondertoezichtstellingen.
In de toekomst willen we een meer actieve, monitorende rol vervullen bij beslissingen die cruciaal zijn voor de veiligheid van kinderen. Hierbij denken we aan:
Perspectiefbesluiten zonder GZBM;
Verlengingen van ondertoezichtstellingen (OTS) en uithuisplaatsingen (UHP);
Uithuisplaatsingen na de start van een OTS;
Vrijwillige uithuisplaatsingen;
Voogdij na GZBM.
Onze betrokkenheid op deze momenten zorgt ervoor dat elke beslissing zorgvuldig en consistent wordt getoetst. Dit vergroot de duidelijkheid van de taken en positie van Raad voor de Kinderbescherming. En, nog belangrijker: zo kunnen we garanderen dat de belangen van het kind altijd voorop staan en dat we bijdragen aan een sterkere kinderbescherming.
Let op: Maakt u zich zorgen over een kind? Neem dan altijd contact op Veilig Thuis: 0800-2000. U kunt deze melding ook anoniem maken. De medewerkers van Veilig Thuis weten wat er moet gebeuren. Iedereen kan er terecht, ook met vragen.