Jongeren halen soms kattenkwaad uit, dat mag. Maar soms gaan ze verder en doen ze dingen die van de wet écht niet mogen. Dat heet een strafbaar feit plegen. Wat betekent dit voor jongere en ouders? Bij jongeren tussen 12 en 18 jaar kan de politie de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen.

In deze korte video wordt uitgelegd wat er gebeurt als een jongere wordt aangehouden.

0:00
0:00
/
0:00

Wat gebeurt er na de aanhouding?

Als de politie een jongere verdenkt van het plegen van een strafbaar feit, houdt de politie hem aan en neemt hem voor verhoor mee naar het politiebureau. Voorafgaand aan dat verhoor heeft de jongere het recht om met een advocaat te praten. De politie regelt een advocaat voor de jongere.

Tijdens het verhoor probeert de politie alles te weten te komen over het strafbare feit. De politie stelt vragen. De jongere hoeft hierop geen antwoord te geven. Tijdens dit verhoor is de advocaat aanwezig. In afstemming met de politie kan ook een vertrouwenspersoon van de jongere aanwezig zijn, bijvoorbeeld een ouder.

De politie schrijft alles op wat de jongere vertelt. De jongere moet dit lezen en zeggen of het klopt. Ook kan de politie getuigen en slachtoffers verhoren. Alle verhoren komen in het proces-verbaal.

Als het proces-verbaal af is, mag de jongere meestal naar huis. Hij krijgt later van de officier van justitie te horen hoe het verder gaat.

De politie informeert de Raad voor de Kinderbescherming over de identiteit van de jongere en het strafbare feit. Daarop raadplegen wij onze informatiebronnen.

De officier van justitie ontvangt het proces-verbaal. Er volgt een overleg met onder andere de Raad voor de Kinderbescherming. Daarin krijgt de officier van justitie advies over te nemen vervolgstappen. De officier van justitie beslist over het vervolg.

Als de officier van justitie besluit tot verdere vervolging, dan moet hij de Raad voor de Kinderbescherming vragen om een onderzoek.

Als de politie de jongere na het verhoor langer wil vasthouden, moet de politie dit vragen aan de officier van justitie.

De officier van justitie verhoort de jongere en kijkt of het voor het strafonderzoek nodig is om de jongere langer vast te houden. Bij dit verhoor mag een advocaat aanwezig zijn.

Als de officier van justitie vindt dat de jongere langer vastgehouden mag worden, dan stelt hij de jongere in verzekering. Dit betekent dat de jongere nog 3 dagen vast kan blijven zitten op het politiebureau. De officier van justitie geeft dit door aan de Raad voor de Kinderbescherming voor onderzoek.

Over hoe een raadsonderzoek in het algemeen verloopt, leest u bij Hoe verloopt een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming? De werkwijze in dit onderzoek kan daarvan afwijken.

De raadsonderzoeker kan bijvoorbeeld bij de jongere thuis langskomen of op het politiebureau, of onderzoeken wat het risico is dat de jongere opnieuw iets zal doen wat strafbaar is. Hij geeft zijn advies aan de officier van justitie of aan de rechter over de straf die opvoedkundig gezien passend is voor de jongere. Het advies wordt vooraf ook gedeeld met de jongere en de ouders.

Soms is strafbaar gedrag een signaal van bepaalde moeilijkheden. Een jongere heeft bijvoorbeeld persoonlijke problemen of het gaat niet goed in het gezin of op school. De Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt daarom altijd of de jongere dat soort problemen heeft. Misschien is hulpverlening nodig om herhaling van het strafbare gedrag te voorkomen.

De bedoeling van de straf is dat de jongere er wat van leert en dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Welk strafadvies de raadsonderzoeker kan geven, leest u bij Straffen en maatregelen voor jongeren.

Na het advies van de Raad voor de Kinderbescherming besluit de officier van justitie:

  • zelf een straf op te leggen.
    De officier van justitie kan een strafbeschikking uitvaardigen. In deze strafbeschikking kan bijvoorbeeld een taakstraf, een geldboete of een gedragsaanwijzing worden opgelegd. De jongere wordt dan niet gedagvaard, maar als hij het niet eens is met de strafbeschikking, dan kan hij wel alsnog naar de rechter.
  • de jongere te dagvaarden.
    Dit is de jongere verder te vervolgen en de rechter te vragen een oordeel over de zaak te geven. Dit hangt af van de ernst van het strafbare feit en of de jongere al vaker een strafbaar feit heeft gepleegd. Ernstige feiten zijn bijvoorbeeld: zware mishandeling, roofoverval en woninginbraak.

Over welke straf de officier van justitie kan opleggen, leest u meer bij Straffen en maatregelen voor jongeren.

De jongere die gedagvaard is, moet op een zitting bij de rechter verschijnen. Ook ouders die het gezag over de jongere hebben, zijn verplicht om naar de zitting te komen. De zitting is niet open voor publiek en pers.

Op de zitting onderzoekt de rechter de zaak. De officier van justitie vertelt waarvan hij de jongere beschuldigt. Daarna stelt de rechter vragen aan de jongere en soms ook aan de ouders. Ook kan de rechter getuigen en deskundigen horen. Als de Raad voor de Kinderbescherming op de zitting aanwezig is, kan de rechter vragen om een toelichting op het raadsrapport en het advies.

Het slachtoffer van het strafbare feit kan op de zitting aanwezig zijn om schadevergoeding te eisen. Slachtoffers hebben spreekrecht.

Aan het eind van de zitting eist de officier van justitie een straf of een maatregel. De rechter kan gelijk zijn oordeel geven. Als dit niet zo is, geeft hij aan wanneer hij zijn oordeel geeft.

Hij geeft een oordeel over

  • of het feit waarvan de jongere wordt verdacht, bewezen is
  • of het feit strafbaar is en om welk strafbaar feit het gaat
  • of de verdachte strafbaar is.

Hij bepaalt of er een straf of een maatregel wordt opgelegd en welke dat is.

In ieder geval binnen 14 dagen na de zitting laat de rechter in een vonnis weten welke straf of maatregel de jongere krijgt. Lees meer bij Straffen en maatregelen voor jongeren.

De jongere en de officier van justitie kunnen tegen dit vonnis in hoger beroep gaan.

Met wie of wat krijg u te maken bij een strafbaar feit?